De zee is altijd hetzelfde. Ze komt en ze gaat, als een acteur die zijn rol speelt. Haar golven zijn immer gelijk. Ze neemt en ze geeft. Ze speelt het spel van vasthouden en loslaten. De zee is altijd daar waar ik haar achterlaat. Ze is.
Ze doet niets om mijn liefde te winnen, toch kan ik het niet helpen dat ik verliefd word op haar. Ze praat tegen me op een zachte, ruisende fluistertoon. En wanneer ik wegga, blijft er een deel van mij bij haar achter. Lao-Tzu zei: “Niets is zachter en flexibeler dan water. En niets kan er weerstand tegen bieden.”
Er is niets wat ik minder bezit dan de zee, maar ik voel me nergens meer op mijn plaats. Ik houd van de zee maar ben ook bang van haar. Ik weet niet veel maar van haar nog het minste. Er is geen woord dat haar schoonheid kan beschrijven. Geen theorie die haar mysteries kan verklaren. Ze is zo vol leegte. Zo vol leven. En ik ben zo vol van haar.
De zee is ongrijpbaar, mysterieus en gaat mijn bevattingsvermogen ver te boven. Ze laat me zien dat het idioot is om haar te willen begrijpen. Dat het arrogant is om te denken dat ik dat kan. Ze is niet gemaakt voor begrip. Ik kom mezelf tegen in mijn verlangen haar te doorgronden. Ze zorgt ervoor dat ik me afvraag wat er aan de andere kant is, tot ik niets anders meer kan doen dan springen. Ze zorgt ervoor dat ik de wereld ga ontdekken en dat ik mezelf samen met haar in vraag stel.